Niet blindstaren op uitstootvrij machinepark
Op weg naar de uitstootvrije bouwplaats staat inmiddels ook het verduurzamen en vergroenen van mobiele werktuigen volop in de belangstelling. De eerste graafmachines op waterstof en elektriciteit zijn al gesignaleerd. Toch doet de sector er goed aan zich niet blind te staren op ‘zero emission’. Anders dreigt de grootste en snelst te boeken milieuwinst uit beeld te blijven.
Mobiele werktuigen in de bouw en landbouw zijn samen verantwoordelijk voor bijna acht procent van de CO2-uitstoot door wegverkeer. Dat besef leidde in 2016 tot de Green Deal Het Nieuwe Draaien.
Bijna dertig organisaties, onderwijsinstellingen, bouwbedrijven en brancheorganisaties, lokale overheden en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Economische Zaken en Klimaat schaarden zich destijds achter het doel de uitstoot van het machinepark in de bouw en landbouw terug te dringen.
Enerzijds door de introductie van een brandstof- en milieubesparende werkstijl, werkuitvoering en werkaanpak van mobiele werktuigen. Anderzijds door het stimuleren van de inzet van energiezuinige mobiele werktuigen, verduurzaming van het materieelpark en de toepassing van duurzame brandstoffen.
In de loop van de jaren werden die doelstellingen alleen maar verder aangescherpt, onder andere als gevolg van het Klimaatakkoord en het Schone Lucht Akkoord. Inmiddels is het eindpunt voor iedereen duidelijk: een zero emissie bouwplaats in 2030.
Verduurzaming materieel niet meer te stuiten
Medio juli van dit jaar werd de slotbijeenkomst van de green deal gehouden. Voornaamste conclusie: de beweging richting verduurzaming en vergroening van het wagenpark is ingezet en niet meer te stuiten. Zo stelde Dik de Weger namens Rijkswaterstaat dat duurzaam materieel op korte termijn al zal worden meegewogen bij aanbestedingen. “We namen bijvoorbeeld transport op de bouwplaats niet mee in de berekening van de milieukostenindicator. Dat gaan we nu wel doen.”
Linda Docter van de gemeente Utrecht kondigde aan dat vanaf 2022 op ieder bouwproject in de stad alleen nog maar mobiele werktuigen mogen worden ingezet in de milieuklasse stage 4 of hoger. Ongeacht of het nu publieke of private opdrachtgevers betreft. “Overigens moet het nog wel door de gemeenteraad worden besloten.”
Bouwbedrijven, en dan vooral de grote, steunen die ontwikkeling van harte. Volgens Floris van Nouhuijs van Van Oord en Cora de Groot van Mourik Infra mogen de ambities van opdrachtgevers zelfs nog wel wat worden aangescherpt, zolang er in de aanbesteding maar één lijn wordt getrokken. De Groot: “Iedereen heeft nu zijn eigen speerpunten. Dat moet anders.”
En er is zelfs een groep van circa 20 bedrijven voor wie het allemaal niet snel genoeg gaat. Zij hebben zich verenigd in het Emissieloos Netwerk Infra (ENI). Dit netwerk wil de ontwikkeling en toepassing van zero emissie bouwmaterieel versnellen. Streefdatum voor ENI is niet 2030 maar 2026. Edwin Lokkerbol van het netwerk: “Uit onderzoek van Bouwend Nederland blijkt dat bij nog maar een op de vier aanbestedingen duurzaamheid het verschil maakt. Die verhouding moet zo snel mogelijk omgedraaid worden.”
‘Hier moeten we op aanhaken’
Dat is ook de insteek van De Groene Koers, de campagne die verder gaat waar Het Nieuwe Draaien is gestopt. Albert Lusseveld was en is programmamanager namens BMWT, de brancheorganisatie van materieelfabrikanten, die samen met Cumela (brancheorganisatie voor groen, grond en infra) en Bouwend Nederland het initiatief heeft genomen.
“De tijd is er rijp voor”, stelt Lusseveld. “De kick-off van de Groene Koers in februari gaf al direct de nodige reuring. En ook de daaropvolgende pitchdagen wekten het nodige enthousiasme. Dat waren bijeenkomsten waar marktpartijen duurzame oplossingen en ideeën, producten en technieken konden presenteren. Die hadden onder andere betrekking op de toepassing van alternatieve groene brandstoffen, het elektrificeren van materieel en het werken met nieuwe energiedragers. Het was rijp en groep en groen door elkaar. Maar wat we vooral zagen, was dat iedereen zich realiseerde: hier moeten we op aanhaken.”
Inmiddels staat de organisatie en hebben de drie betrokken organisaties een samenwerkingsverklaring ondertekend. “De komende tijd draait het om kennisdeling en het platform meer smoel geven. De uitdaging is duidelijk, de route ernaartoe ligt nog grotendeels open.”
Nationale materieel-enquête
Een van de eerste stappen zal zijn het in kaart brengen van het huidige machinepark. “Onder regie van de rijksoverheid gaan we hopelijk nog voor het einde van dit jaar een grote, nationale materieel-enquête uitzetten. Dat wordt het eerste onderzoek sinds 2011 waarin we kwantitatief in kaart gaan brengen hoe het machinepark er feitelijk uitziet.”
In grote lijnen is duidelijk dat het aandeel vervuilende machines het grootst is. “Het materieel dat in de bouw en landbouw wordt ingezet kan worden ingedeeld in diverse emissieklassen”, aldus Lusseveld. “Stageklasse 5 is de schoonste klasse met de laagste uitstoot. Stageklasse 3B is middelmatig. Ter vergelijking: stageklasse 5 stoot tien keer minder fijnstof uit dan stage 3. Volgens de huidige inzichten bestaat 60 procent van het huidige machinepark uit stageklasse 3B of lager. De overige 40 procent is stageklasse 4 of 5.”
Het grootste marktaandeel zorgt met andere woorden voor het grootste deel van de vervuiling. Daar valt dus ook meteen de grootste winst te behalen. Bouwers hebben in dat kader meerdere knoppen om aan te draaien. “Voor zover er nog met oudere machines gewerkt moet worden en ze er geschikt voor te maken zijn, kan ervoor worden gekozen om met zogeheten transitiebrandstoffen te gaan werken. Dat levert meteen een reductie-effect op van circa 20 tot 30 procent in CO2-uitstoot.”
Daarnaast is gedrag een factor. “Door machinisten een training te laten volgen in brandstofefficiënt werken valt een reductie-effect te bereiken van nog eens 5 tot 10 procent. En tot slot kun je ook besluiten om te investeren in nieuw materieel: hybride maar natuurlijk ook stage 4 of 5. Die moeten we zeker niet overslaan, omdat in combinatie met transitiebrandstoffen een enorme winst geboekt kan worden in vergelijking met het oudere materieel.”
Aanbod schiet nog steeds tekort
Fabrikanten zijn inmiddels doordrongen van nut en noodzaak om te investeren in nieuwe, emissieloze machines. Zo toonde JCB begin juli op youtube eerste beelden van een twintig tons rupsgraafmachine op waterstof. Eind mei kondige Ploegam BV uit Oss een samenwerking aan met Doosan-dealer Staad en Urban Mobility Systems (UMS) voor de ontwikkeling van elektrische grondverzetmachines die 24 uur per dag inzetbaar zijn en nog dit jaar geleverd zouden moeten kunnen worden. En de aankondiging van Hyundai om ook met een waterstof aangedreven machine te komen, leverde Hyundai-dealer Van der Spek uit Vianen meteen dertig pre-orders op.
Directeur Jan Nolle van Van der Spek: “Toen we het betreffende persbericht deelden, kwamen er heel veel reacties. We hebben daarop onze klanten opgeroepen zich vrijblijvend te committeren aan het kopen van zo’n machine. Daarmee kon ik namelijk duidelijk maken aan de fabrikant dat het menens is. Dat heeft bijgedragen aan het gevoel van urgentie om ook daadwerkelijk in die richting te innoveren.”
Nolles hoopt overigens wel dat de realiteitszin de boventoon blijft voeren. “Op dit moment schiet het aanbod nog steeds ernstig tekort. Wat er is, beperkt zich vooral tot het kleinere materieel. Bovendien is zo’n machine ook nog eens twee tot drie keer zo duur als het normale aanbod. Wanneer ik dat vertel, wordt de belangstelling van klanten opeens een stuk minder. In die zin vind ik het ook best jammer dat Nederland voorop wil lopen in dit soort ontwikkelingen. Want daardoor krijgen we allerlei kleine partijen die bijvoorbeeld bestaande machines gaan ombouwen. Terwijl ik juist de materieelfabrikanten wil motiveren om in beweging te komen.”
Bovendien is er nog een gevaar. “We zien dat bedrijven op elektrisch of waterstof aangedreven machines gaan zitten wachten, terwijl het nog wel tien jaar kan duren voordat daar sprake is van een volwaardig alternatief. En in de tussentijd blijven ze gewoon hun oude machines inzetten. Dat zou echt zonde zijn. Want met een Stageklasse 5 motor bereik je al zoveel milieuwinst. Zeker in combinatie met een transitiebrandstof ben je al heel goed bezig. Misschien is het een idee dat de overheid daar een soort versnelde afschrijving op mogelijk maakt, naar het voorbeeld van de VAMIL-regeling. Als er dan over 3 of 4 jaar opeens een elektrische machine beschikbaar komt, zou een stage 5-machine ook in die tijd moeten kunnen worden afgeschreven. Want daar haken de mensen nu op af. En daardoor laten we een grote hoeveelheid, eenvoudig te behalen milieuwinst liggen.”
Keten moet het oppakken
Dat is ook de boodschap van De Groene Koers, aldus Lusseveld. “Het is aan de fabrikanten om in de toekomst het aanbod te vergroten. Want met name in de hogere gewichtsklassen is er nog veel te weinig keuze. Gelukkig staan de ontwikkelingen niet stil en komen er steeds meer machines beschikbaar. Maar dan nog zijn de problemen niet opgelost. Want ook al heb je een vol elektrische graafmachine met verwisselbare accu, dan nog moet die aan het werk op een bouwplaats waar geen laadpunt te vinden is. En waterstof is natuurlijk prima, maar dan moet er wel een hele infrastructuur worden opgetuigd om dat op de bouwplaats ook te kunnen tanken.”
Technische oplossingen alleen zijn dus niet voldoende. Lusseveld: “Het is daarnaast van groot belang dat het in de keten zodanig wordt opgepakt, dat de gekozen oplossing inpasbaar is in het bedrijfsproces op de bouwplaats. Ook daar ligt nog een omvangrijke opgave voor ons allemaal. Kortom: de tien jaar die er nu voor is uitgetrokken om al het materieel uitstootvrij te maken, hebben we gewoon keihard nodig.”
Bron Cobouw, auteur Eric Harmsen